Statuten

Artikel 1 – Naam en vestigingsplaats
  1. De stichting draagt de naam: Stichting Muckraker.
  2. De stichting is gevestigd te Amsterdam.
Artikel 2 – Doel
1. De stichting heeft ten doel: het behartigen, al dan niet door middel van financiële ondersteuning, van belangen van de vrije pers en van individuele journalisten in een ongestoorde en vrije beroepsuitoefening, het ondersteunen en stimuleren van vrije en onbelemmerde nieuwsgaring en het faciliteren en het ondersteunen van journalisten die tegenwerking ondervinden bij (de totstandkoming van) hun publicaties, een en ander in de ruimste zin van het woord en het verrichten van al hetgeen met het vorenstaande verband houdt of daartoe bevorderlijk kan zijn.

2. Middelen

De stichting tracht dit doel onder meer te bereiken door:

  • het verzorgen van financiële ondersteuning voor het voeren van
    rechtsgedingen;
  • de verdediging alsmede het laten verdedigen van de werken van journalisten
    en schrijvers;
  • het creëren van de mogelijkheid van vrijheid in de keuze voor een
    procesvertegenwoordiger en raadsman- of vrouw;
  • het instellen van rechtsvorderingen als bedoeld in artikel 3:305a Burgerlijk
    Wetboek, al dan niet krachtens volmacht of last van degene(n) wier belangen
    door de stichting worden behartigd in de meest ruime zin van het woord;
  • het voeren van overleg, lobbyactiviteiten en collectieve acties, waaronder
    mede begrepen het voeren van rechtelijke procedures;
  • het (laten) maken, houden, onderhouden en beheren van een website;
  • het bevorderen en ondersteunen van de publicatie van onderzoeksresultaten
    verricht door journalisten.

3. De stichting dient het algemeen belang.
4. De stichting heeft geen winstoogmerk.

Artikel 3 – Vermogen
Het tot verwezenlijking van het doel van de stichting bestemde vermogen wordt gevormd door:

  • giften en donaties;
  • subsidies en sponsorbijdragen;
  • hetgeen verkregen wordt door erfstellingen of legaten;
  • hetgeen verkregen wordt uit door de stichting uitgeoefende activiteiten;
  • hetgeen op andere wijze verkregen wordt.

De stichting mag geen uitkeringen doen aan een oprichter of aan een bestuurder. Hieronder wordt mede begrepen het toekennen van enig voordeel ten laste van de stichting, hetzij rechtstreeks, hetzij middellijk, uit hoofde van aan de stichting geleverde goederen of diensten.
Kosten die bestuurders in de uitoefening van hun functie maken (onkosten en niet bovenmatige vacatiegelden) kunnen door de stichting worden vergoed.

Artikel 4 – Bestuur: samenstelling, benoeming, ontslag
  1. Het bestuur bestaat uit ten minste drie natuurlijke personen.
    Het bestuur stelt binnen voormelde grenzen het aantal bestuurders vast.
    Een niet-voltallig bestuur behoudt zijn bevoegdheden.
  2. De bestuurders worden benoemd door het bestuur.
    Niet benoembaar tot bestuurder is degene die niet het vrije beheer over zijn
    vermogen heeft. Evenmin kan een door de rechtbank ontslagen bestuurder van een
    stichting gedurende vijf jaar na het ontslag bestuurder van de stichting worden.In vacatures wordt zo spoedig mogelijk, doch in elk geval binnen drie maanden na
    het ontstaan ervan, voorzien.
  3. Het bestuur wijst uit zijn midden een voorzitter, een secretaris en een
    penningmeester, dan wel in de plaats van de beide laatsten een secretarispenningmeester,
    aan.Het bestuur kan, ingeval van belet of ontstentenis van een functionaris als
    genoemd in de voorgaande zin, een bestuurder aanwijzen die tijdelijk de taak van
    die functionaris vervult. De aldus aangewezene heeft de titel van waarnemendvoorzitter,
    respectievelijk -secretaris, -penningmeester dan wel -secretarispenningmeester.
    Van deze aanwijzing doet het bestuur onverwijld opgave aan het
    handelsregister.
    1. Bestuurders worden benoemd voor een periode van ten hoogste drie jaar.
      Bestuurders treden af volgens een door het bestuur op te maken rooster. Een
      volgens rooster aftredende bestuurder is onmiddellijk herbenoembaar.
      Het bestuur kan bepalen dat een eerste benoemingsperiode die ingevolge het
      rooster van aftreden korter is dan drie jaar, bij de toepassing van de vorige zin
      niet in aanmerking wordt genomen.
    2. De in een tussentijdse vacature benoemde bestuurder neemt op het rooster de
      plaats in van degene in wiens vacature hij werd benoemd.Indien als gevolg hiervan de eerste benoemingsperiode van de in de vacature
      benoemde korter is dan drie jaar, kan het bestuur bepalen dat deze
      benoemingsperiode niet in aanmerking wordt genomen bij de toepassing van
      de derde zin van onderdeel a van dit lid.
  4. Een bestuurder verliest zijn functie:
    1. door zijn overlijden;
    2. door zijn faillissement, door het ten aanzien van hem van toepassing verklaren
      van de schuldsaneringsregeling natuurlijke personen of doordat hij surseance
      van betaling aanvraagt;
    3. door zijn ondercuratelestelling of de onderbewindstelling van zijn gehele vermogen;
    4. d. door zijn vrijwillig aftreden;
    5. door zijn ontslag door de rechtbank;
    6. door het verstrijken van de periode waarvoor hij is benoemd;
    7. door zijn ontslag krachtens een eenstemmig besluit van alle overige
      bestuursleden;
  5. Ten hoogste de helft van het aantal bestuurders mag met een andere bestuurder
    een familieband hebben. Onder familieband wordt verstaan bloed- of
    aanverwantschap tot en met de vierde graad en de hoedanigheid van echtgenoot,
    geregistreerd partner of andere levensgezel.Als een bestuurslid van de stichting tijdens zijn of haar bestuurslidmaatschap een
    familieband als hiervoor bedoeld krijgt met een ander bestuurslid van de stichting,
    eindigt het bestuurslidmaatschap van die beide bestuursleden, tenzij zij in
    onderling overleg bepalen dat – uiterlijk per de dag van de het ontstaan van deze
    familieband – één van hen het bestuurslidmaatschap zal neerleggen en dit
    schriftelijk aan de het bestuur mededelen.
Artikel 5 – Bestuur: taken en bevoegdheden
  1. Behoudens beperkingen volgens deze statuten is het bestuur belast met het
    besturen van de stichting.
    Elke bestuurder is tegenover de stichting gehouden tot een behoorlijke vervulling
    van de hem opgedragen taak.
  2. Het bestuur is verplicht van de vermogenstoestand van de stichting en van alles
    betreffende de werkzaamheden van de stichting, naar de eisen die voortvloeien uit
    deze werkzaamheden, op zodanige wijze een administratie te voeren en de daartoe
    behorende boeken, bescheiden en andere gegevensdragers op zodanige wijze te
    bewaren, dat te allen tijde de rechten en verplichtingen van de stichting kunnen
    worden gekend.
  3. Het bestuur is bevoegd tot het aangaan van overeenkomsten tot verkrijging,
    vervreemding en bezwaring van registergoederen mits dit berust op een met
    algemene stemmen genomen besluit van het voltallig bestuur.Het bestuur is niet bevoegd tot het aangaan van overeenkomsten waarbij de
    stichting zich als borg of hoofdelijk medeschuldenaar verbindt, zich voor een ander
    sterk maakt of zich tot zekerheid voor een schuld van een ander verbindt.
Artikel 6 – Bestuur: vertegenwoordiging
  1. Het bestuur vertegenwoordigt de stichting.
  2. De vertegenwoordigingsbevoegdheid komt bovendien toe aan twee gezamenlijk
    handelende bestuurders.
  3. De in beide vorige leden van dit artikel opgenomen bevoegdheid van het bestuur
    en bestuurders tot vertegenwoordiging van de stichting bestaat ook indien tussen
    de stichting en één of meer bestuurders een tegenstrijdig belang bestaat.
  4. Het bestuur kan besluiten tot het verlenen van incidentele dan wel doorlopende
    volmacht aan één of meer bestuurders en/of aan anderen, zowel gezamenlijk als
    afzonderlijk, om de stichting binnen de grenzen van die volmacht te
    vertegenwoordigen.
  5. De in lid 3 van artikel 5 opgenomen uitsluiting en voorwaarde gelden mede voor
    de bevoegdheid tot vertegenwoordiging van de stichting ter zake van die
    handelingen.
Artikel 7 - Bestuur: bijeenroeping, besluitvorming in en buiten vergadering
  1. De voorzitter alsmede ten minste twee van de overige bestuurders gezamenlijk zijn
    bevoegd een vergadering van het bestuur bijeen te roepen.
    1. De bijeenroeping van de vergaderingen van het bestuur geschiedt door de in
      het voorgaande lid bedoelde personen, dan wel namens hen door de
      secretaris, schriftelijk, met inachtneming van een termijn van ten minste
      zeven dagen, de dag van bijeenroeping en die van de vergadering niet
      meegerekend, onder opgave van de dag, het aanvangstijdstip en de plaats van
      de vergadering alsmede van de te behandelen onderwerpen (agenda).Op de agenda worden gebracht de onderwerpen die door een of meer
      bestuurders ten minste veertien dagen voor de dag van de vergadering
      schriftelijk aan het bestuur zijn opgegeven.
    2. De bestuurder die voor dit doel een adres aan de stichting bekend heeft
      gemaakt kan tot de vergaderingen van het bestuur worden opgeroepen door
      een langs elektronische weg aan dat adres toegezonden leesbaar en
      reproduceerbaar bericht.
    3. De vergaderingen van het bestuur worden gehouden op de plaats te bepalen door
      degene die de vergadering bijeenroept, dan wel doet bijeenroepen, behoudens het
      volgende. Het bestuur kan bij reglement dan wel bijzonder daartoe strekkend
      besluit bepalen in welke plaats(en) de bestuursvergaderingen kunnen worden
      gehouden.
    4. Indien werd gehandeld in strijd met enige bepaling van de twee vorige leden kan
      het bestuur niettemin rechtsgeldige besluiten nemen, mits de niet aan de
      vergadering deelnemende bestuurders vóór het tijdstip van de vergadering
      schriftelijk hebben verklaard zich niet tegen besluitvorming te verzetten.Onder een schriftelijke verklaring wordt mede begrepen een langs elektronische
      weg toegezonden leesbaar en reproduceerbaar bericht aan het adres dat het
      bestuur voor dit doel heeft vastgesteld en aan alle bestuurders bekend heeft
      gemaakt.
    5. Een bestuurder kan aan een andere bestuurder schriftelijk volmacht verlenen om
      zich ter vergadering te doen vertegenwoordigen. Een elektronisch vastgelegde
      volmacht geldt als een schriftelijke volmacht.
      Een bestuurder kan slechts één medebestuurder ter vergadering
      vertegenwoordigen.
    6. Het bestuur kan bepalen dat bestuurders hun vergaderrechten kunnen uitoefenen
      door middel van een elektronisch communicatiemiddel. Als het bestuur daartoe
      besluit gelden de volgende vereisten:

      • de bestuurder die op deze wijze aan de vergadering deelneemt moet via het
        elektronisch communicatiemiddel kunnen worden geïdentificeerd;
      • deze bestuurder moet rechtstreeks kunnen kennisnemen van de
        beraadslagingen ter vergadering en daaraan kunnen deelnemen;
      • hij moet het stemrecht kunnen uitoefenen.
      • Het bestuur kan (verdere) voorwaarden stellen aan het gebruik van het
        elektronisch communicatiemiddel. Als het bestuur van deze bevoegdheid gebruik
        heeft gemaakt, worden de gestelde voorwaarden bij de oproeping tot de
        vergadering bekend gemaakt.
        De bestuurder die via een elektronisch communicatiemiddel aan een vergadering deelneemt geldt als in de vergadering aanwezig.
    7. In de vergaderingen van het bestuur heeft iedere bestuurder één stem.
      Voorzover in deze statuten geen grotere meerderheid is voorgeschreven, worden de
      besluiten door het bestuur genomen met volstrekte meerderheid van de
      uitgebrachte stemmen in een vergadering waarin ten minste de helft van de
      bestuurders aanwezig of vertegenwoordigd is.
      Bij staking van stemmen over zaken is het voorstel verworpen. Staken de stemmen
      bij een stemming over de benoeming van personen, dan beslist het lot.
    8. Indien voor het nemen van een besluit wordt vereist dat een bepaald aantal
      bestuurders aanwezig of vertegenwoordigd is en dit aantal niet ter vergadering
      aanwezig of vertegenwoordigd was dan kan na die vergadering een nieuwe
      vergadering worden bijeengeroepen, te houden niet eerder dan zeven dagen en
      niet later dan vier weken na de eerste vergadering.
      In de nieuwe vergadering kan
      hetzelfde besluit worden genomen ongeacht het aantal aanwezige of
      vertegenwoordigde bestuurders, met tenminste de voor dat besluit voorgeschreven
      meerderheid van stemmen. Indien werd gehandeld in strijd met dit voorschrift, kan
      het bestuur niettemin rechtsgeldig besluiten, mits alle bestuurders in de
      vergadering aanwezig of vertegenwoordigd zijn en mits met de voor het besluit
      voorgeschreven meerderheid van stemmen.
    9. Het bestuur kan ook op andere wijze dan in een vergadering besluiten nemen, mits
      alle bestuurders schriftelijk hun stem uitbrengen.
      Een besluit is dan genomen als de vereiste meerderheid van de bestuurders zich
      vóór het voorstel heeft verklaard.
      Onder een schriftelijke verklaring wordt mede begrepen een langs elektronische
      weg toegezonden leesbaar en reproduceerbaar bericht aan het adres dat het
      bestuur voor dit doel heeft vastgesteld en aan alle bestuurders bekend heeft
      gemaakt.
      Van elk buiten vergadering genomen besluit wordt mededeling gedaan in de
      eerstvolgende vergadering, welke mededeling in de notulen van die vergadering
      wordt vermeld. De uitgebrachte schriftelijke stemmen worden bij deze notulen
      gevoegd.
Artikel 8 – Leiding van de vergaderingen, notulen
  1. De voorzitter, casu quo diens waarnemer, leidt de vergaderingen van het bestuur;
    bij zijn afwezigheid voorziet de vergadering zelf in haar leiding.
  2. De voorzitter van de vergadering bepaalt de wijze waarop de stemmingen in de
    vergaderingen worden gehouden.
    Als echter een of meer bestuurders dit vóór de stemming verlangen, zullen
    stemmingen over de benoeming van personen schriftelijk geschieden en
    stemmingen over zaken hoofdelijk.
  3. Het door de voorzitter in de vergadering uitgesproken oordeel omtrent de uitslag
    van een stemming is beslissend.
    Hetzelfde geldt voor de inhoud van een genomen besluit, voor zover werd gestemd
    over een niet schriftelijk vastgelegd voorstel.
    Wordt onmiddellijk na het uitspreken van het oordeel van de voorzitter de
    juistheid daarvan betwist, dan vindt een nieuwe stemming plaats, indien de
    meerderheid van de vergadering of, indien de oorspronkelijke stemming niet
    hoofdelijk of schriftelijk geschiedde, een bestuurder dit verlangt. Door deze nieuwe
    stemming vervallen de rechtsgevolgen van de oorspronkelijke stemming.
  4. Van het verhandelde in de vergaderingen van het bestuur worden notulen
    gehouden door de secretaris of door de daartoe door de voorzitter van de
    vergadering aangewezen persoon, tenzij in opdracht van het bestuur daarvan een
    notarieel proces-verbaal wordt opgemaakt.De notulen worden -nadat zij zijn vastgesteld- door de voorzitter en de secretaris
    ondertekend.
Artikel 9 – Boekjaar; verslaggeving
  1. Het boekjaar van de stichting is het kalenderjaar.
  2. Het bestuur sluit per de laatste dag van het boekjaar de boeken van de stichting af
    en maakt daaruit zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk binnen zes maanden na afloop
    van het boekjaar, een balans en een staat van baten en lasten op over het
    verstreken boekjaar.
    De penningmeester zendt deze stukken vóór het einde van de in de voorgaande zin
    bedoelde termijn aan alle bestuurders.Deze stukken worden door het bestuur in een vergadering, te houden binnen zeven
    maanden na afloop van het boekjaar, vastgesteld en ten blijke daarvan door ten
    minste de voorzitter en de penningmeester ondertekend.
  3. Het bestuur kan, alvorens tot de vaststelling van de balans en de staat van baten
    en lasten over te gaan, deze stukken doen onderzoeken door een door hem aan te
    wijzen accountant als bedoeld in artikel 2:393 lid 1 Burgerlijk Wetboek.
    Deze deskundige brengt omtrent zijn onderzoek verslag uit aan het bestuur en legt
    daaromtrent een verklaring af.
  4. In een vergadering te houden vóór de afloop van het boekjaar stelt het bestuur een
    begroting van de baten en lasten van het volgende boekjaar vast.
    De begroting wordt opgemaakt door de penningmeester en aan alle bestuurders
    toegezonden uiterlijk in de voorlaatste maand van het boekjaar voorafgaand aan
    het boekjaar waarop de begroting betrekking heeft.
  5. Het bestuur stelt een beleidsplan vast en actualiseert dit beleidsplan periodiek.
    Het beleidsplan geeft inzicht in de door de stichting te verrichten werkzaamheden,
    de wijze van werving van gelden, het beheer van het vermogen van de stichting en
    de besteding daarvan.
  6. Het bestuur kan besluiten dat de secretaris een verslag zal opmaken over de gang
    van zaken in de stichting en over het door het bestuur gevoerde beleid in het
    verstreken boekjaar.Als het bestuur dit besluit heeft genomen is het bepaalde in lid 2 van dit artikel
    van overeenkomstige toepassing.
Artikel 10 – Reglementen
  1. Het bestuur kan een of meer reglementen vaststellen waarin wordt opgenomen al
    hetgeen naar zijn oordeel regeling of nadere regeling behoeft. Een reglement
    wordt schriftelijk vastgelegd met vermelding van de dag waarop het van kracht
    wordt, welke datum niet kan zijn gelegen vóór die waarop het besluit werd
    genomen.
    Het bestuur kan elk reglement wijzigen en ook intrekken.
  2. In een reglement kan worden bepaald dat ervan kan worden afgeweken bij
    bestuursbesluit mits dat besluit wordt genomen met een meerderheid van ten
    minste twee/derde van de uitgebrachte stemmen in een vergadering waarin ten
    7 minste drie/vierde van de bestuurders aanwezig of vertegenwoordigd is.
  3. Bepalingen opgenomen in een reglement die strijdig zijn met de wet of met deze
    statuten, zijn onverbindend.
Artikel 11 – Statutenwijziging
  1. Het bestuur is bevoegd de statuten te wijzigen.
  2. Het besluit tot statutenwijziging kan slechts worden genomen met een
    meerderheid van ten minste tweederde van de uitgebrachte stemmen in een
    vergadering waarin alle bestuurders aanwezig of vertegenwoordigd is.
  3. Bij de oproeping tot de vergadering, waarin een voorstel tot statutenwijziging zal
    worden gedaan, dient dit steeds te worden vermeld. De termijn van de oproeping
    bedraagt in dit geval ten minste twee weken. Tevens dient bij de oproeping een
    afschrift van het voorstel, bevattende de woordelijke tekst van de voorgestelde
    wijziging, te worden gevoegd.
  4. Indien werd gehandeld in strijd met enig vereiste gesteld in het vorige lid, kan het
    bestuur niettemin rechtsgeldig tot statutenwijziging besluiten, mits alle
    bestuurders in de vergadering aanwezig of vertegenwoordigd zijn en mits met de
    in lid 2 van dit artikel voorgeschreven meerderheid van stemmen.
  5. Een statutenwijziging treedt in werking op het door het bestuur bepaalde tijdstip,
    maar niet eerder dan nadat daarvan een notariële akte is opgemaakt.
    Bestuurders die bevoegd zijn tot vertegenwoordiging van de stichting zijn tevens
    bevoegd deze akte te doen verlijden.Het bestuur kan een of meer bestuurders en/of anderen, zowel gezamenlijk als
    afzonderlijk, machtigen de akte van statutenwijziging te doen verlijden.
    Een verleende machtiging sluit, tenzij daarin anders is vermeld, de bevoegdheid in
    tot het verlenen van opdracht aan de notaris.
  6. De bestuurders zijn verplicht een authentiek afschrift van de wijziging en een
    volledige doorlopende tekst van de gewijzigde statuten neer te leggen ten kantore
    van het handelsregister.
Artikel 12 – Fusie; splitsing; omzetting

Op een besluit van het bestuur tot fusie of splitsing in de zin van Titel 7 van Boek 2
Burgerlijk Wetboek en op een besluit van het bestuur tot omzetting van de stichting in
een andere rechtsvorm overeenkomstig artikel 2:18 Burgerlijk Wetboek, is het bepaalde
in de leden 2, 3 en 4 van het vorige artikel zoveel mogelijk van overeenkomstige
toepassing, onverminderd de eisen van de wet.

Artikel 13 – Ontbinding en vereffening
  1. Het bestuur is bevoegd de stichting te ontbinden.
    Op het besluit tot ontbinding is het bepaalde in artikel 11, leden 2, 3 en 4 van
    overeenkomstige toepassing.
  2. Het bestuur kan bij zijn besluit tot ontbinding de bestemming vaststellen van een
    eventueel batig saldo. Deze bestemming dient zoveel mogelijk in overeenstemming
    te zijn met het doel van de stichting en met inachtneming van het volgende:
    een batig saldo moet worden besteed ten behoeve van een instelling als bedoeld in
    artikel 6:33, eerste lid, letter b van de Wet Inkomstenbelasting 2001, dan wel op
    enigerlei andere wijze waarmee het algemeen belang wordt gediend.
    Indien en voorzover het bestuur bij het besluit tot ontbinding de bestemming van
    het saldo niet heeft vastgesteld, berust de bevoegdheid hiertoe bij de na te melden
    vereffenaars, die het bepaalde in de vorige zin hierbij in acht nemen.
  3. De vereffening geschiedt door de bestuurders, tenzij bij het besluit tot ontbinding
    een of meer van hen tot vereffenaar zijn benoemd en/of een of meer andere
    vereffenaars zijn benoemd.Indien de bestuurders de vereffenaars zijn, kunnen zij, bij besluit genomen met een
    meerderheid van ten minste tweederde van hun aantal, steeds een of meer van
    hen met de verdere vereffening belasten dan wel in hun plaats en/of naast hen
    een of meer anderen.
  4. De vereffenaars dragen er zorg voor dat van de ontbinding inschrijving geschiedt
    in het handelsregister.
  5. Blijkt aan de vereffenaars dat de schulden van de stichting de baten vermoedelijk
    zullen overtreffen dan doen zij aangifte tot faillietverklaring, tenzij alle bekende
    schuldeisers schriftelijk instemmen met voortzetting van de vereffening buiten
    faillissement.
  6. Na de ontbinding blijft de stichting voortbestaan voorzover dit tot vereffening van
    haar vermogen nodig is.Gedurende de vereffening blijven de bepalingen van deze statuten zoveel mogelijk
    van kracht.In stukken en aankondigingen die van de stichting uitgaan, moeten aan haar naam
    worden toegevoegd de woorden “in liquidatie”.
  7. De stichting houdt op te bestaan op het tijdstip waarop geen aan haar dan wel
    aan de vereffenaars bekende baten meer aanwezig zijn. De vereffenaars doen van
    het ophouden te bestaan van de stichting opgave aan het handelsregister.
  8. Na afloop van de vereffening blijven de boeken en bescheiden en andere
    gegevensdragers van de ontbonden stichting gedurende de door de wet bepaalde
    termijn onder berusting van de bij het besluit tot ontbinding, dan wel, bij gebreke
    daarvan, door de vereffenaars aangewezen persoon. Deze persoon is gehouden zijn
    aanwijzing ter inschrijving op te geven aan het handelsregister.
Slotverklaring
  1. Het aantal bestuurders is vastgesteld op drie.
    Benoemd zijn tot bestuurder in de achter hun naam vermelde functie:

    1. genoemde heer Gerardus Johannes Maria Cornelisse, als voorzitter;
    2. de heer Adrianus Joseph Heskes als secretaris;
    3. de heer Leonard Alexander Vereecken als penningmeester.
  2. Het eerste boekjaar van de stichting eindigt op één en dertig december
    tweeduizend acht.
  3. Het adres van de stichting is: 2134 XN Hoofddorp, Vliehors 78.

Slot

WAARVAN AKTE is verleden te Weesp, op de datum in het hoofd van deze akte vermeld.
De verschenen persoon is mij, notaris, bekend. De zakelijke inhoud van de akte is aan
hem haar opgegeven en toegelicht. De verschenen persoon heeft verklaard op volledige
voorlezing van de akte geen prijs te stellen, tijdig voor het verlijden van de akte van de
inhoud van de akte te hebben kennis genomen en daarmee in te stemmen.

Deze akte is beperkt voorgelezen en onmiddellijk daarna ondertekend, eerst door de
verschenen persoon en vervolgens door mij, notaris.